Hoe slim ben je

Het leek zo’n simpele vraag, één van de vele die je in een gesprek kunt stellen. Ik aarzelde om ‘m te stellen. Toch een beetje gekke vraag ‘Hoe slim ben je’?
Het kwam zo maar in me op tijdens de eerste kennismaking met Stefanie (17 jaar) en de vraag bleef maar door mijn hoofd spoken. Drie keer besloot ik ‘m niet te stellen en de vierde keer…. Toch maar wel.
Haar antwoord: ‘…. Dat vind ik zo arrogant…..’ Hier ligt iets dacht ik en vroeg door: ‘Op een schaal van 0-100 in vergelijking met je klasgenoten?’ ’98,8’.
Nu, een serie gesprekken later, blijkt haar hoogbegaafdheid, de eenzaamheid en het je onbegrepen voelen die dat met zich mee brengt, een bron voor haar gevoel van depressie.

Zomaar een vraag, dus? Het was een spontane vraag, gebaseerd op wat ik had waargenomen.
Ik merkte hoe ze maar vragen aan mij bleef stellen tijdens de kennismaking, om de aandacht niet op zichzelf te richten. Ik zag hoe voorzichtig en bedachtzaam ze zich bewoog. Ik zag haar voortdurende glimlach om de mond en de ogen die niet meelachten. Ik zag hoe haar lijf relatief slap bewoog en dat haar hoofd stevig op het lichaam stond, het hoofd iets voorover gekanteld. Ik voelde iets van eenzaamheid.
Allemaal waargenomen, deels bewust, deels onbewust. Die waarnemingen leidden tot de spontante vraag, die toch wel ergens vandaan kwam.

Op routine red je het niet in begeleidingsgesprekken. Het is altijd weer durven: ik denk iets, ik neem iets waar waarvan ik niet weet of het werkelijk zo is, én toch stel ik de vraag.
Niet een loze vraag, maar een vraag waarin ik mijn kennis, waarneming en intuïtie gebruik op zoek naar de kern van de vraag van de leerling.
Als begeleider ben ik voortdurend aan het aftasten: waar zit het echte vraagstuk voor deze leerling? Maar zelden komt de leerling direct met dé vraag waar het om draait: Stefanie zei dat ze gesprekken wilde voeren omdat ze veel stress had en weinig plezier in school.
Dat is geen onwil, meestal kent de leerling de kern van het probleem nog niet. Ik wil de leerling dichter bij de kern van het probleem te brengen en sleutels in handen te geven waarmee hij/zij zelf aan de oplossing kan gaan werken.
Dat is pittig voor de leerling, die groot wordt in een cultuur waarin de volwassene (ouder, docent, werkgever, trainer) het goede antwoord meestal wel weet. En dat is uitdagend voor mij; hoe vaak denk ik ook niet het goede antwoord wel te weten!

Bij het volwassen worden past het leren dat je in staat bent je eigen problemen op te lossen. Ik vraag dus van de leerling een (bijna) volwassen houding en van mezelf professionaliteit in de begeleiding: optimaal gebruik maken van alles wat ik waarneem en dat koppelen aan de kennis van de ontwikkeling van jongeren.
Contact staat voor mij centraal in deze professionaliteit: goed contact met mezelf (wat neem ik waar en hoe wil ik dat gebruiken in het gesprek?) en goed contact met de leerling.

Hoe slim ben je? Die vraag gaat ook voor begeleiders op. Veel begeleiders sturen (ongemerkt) de leerling in de richting van het antwoord waarvan ze denken dat het goed is voor de leerling.
Slimmer is de begeleider die vragen durft te stellen waar hij/zij zelf het antwoord nog niet op weet. Vragen waarin alles verwerkt is wat is waargenomen, gekoppeld aan de kennis die voorhanden is.
Het leuke voor de leerling is dat er dan altijd onverwachte vragen zullen komen, die tot echt nadenken uitnodigen.

Hoe slim bent u?

Annemiek Jonker is orthopedagoog, trainer, coach en keuzebegeleider.
Samen met Karin Hofman verzorgt ze masterclasses Contact Centraal voor begeleiders in het onderwijs: www.contactcentraal.nl
Neem contact op